Zelfstandigheid op de schop! - door Geke Brokkelkamp
De Hoge Raad doet in naar verwachting eind maart zijn langverwachte uitspraak over zelfstandigheid in de Deliveroo-zaak. Ook het kabinet houdt zich bezig met het vraagstuk van (schijn)zelfstandigen op de arbeidsmarkt. De jarenlange groei van het aantal zelfstandigen kent voordelen maar zet ook de solidariteit binnen het sociale en fiscale stelsel onder druk. Bovendien is bij veel zzp’ers sprake van schijnzelfstandigheid. Daarom bereidt het kabinet via een voortgangsbrief verschillende maatregelen voor inzake het werken als of met zelfstandigen. Op hoofdlijnen:
- het realiseren van een gelijker speelveld voor contractvormen wat betreft arbeidsrecht, sociale zekerheid en fiscaliteit;
- meer duidelijkheid over de beoordeling van arbeidsrelaties en het ondersteunen van werkenden om hun rechtspositie op te eisen;
- de verbetering van toezicht en handhaving ten aanzien van schijnzelfstandigheid.
1. Werken als zelfstandige à la werknemer
De eerste hoofdlijn houdt in dat bepaalde maatregelen die voor werknemers gelden, ook voor zelfstandigen moeten gaan gelden. Dit creëert een gelijker speelveld. Het werknemersinkomen wordt nu bijvoorbeeld zwaarder belast dan het inkomen van zelfstandigen. Zelfstandigen inhuren is daarom goedkoper dan werknemers terwijl zelfstandigen netto juist meer overhouden.
In dit kader zal versnelde afbouw van de zelfstandigenaftrek plaatsvinden alsmede uitfasering van de fiscale oudedagsreserve (FOR). Andere maatregelen zijn een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen (AOV), de introductie van collectief onderhandelen voor zelfstandigen en het versterken van de positie van zelfstandigen binnen de SER.
2. Werknemer of zelfstandige
Het kabinet onderkent ook de verschillen tussen werknemers en zelfstandigen. Daarom wil het de regelgeving inzake beoordeling van arbeidsrelaties verduidelijken ter verkleining van het grijze gebied tussen werknemers en zelfstandigen. Het meest in het oog springend is dat het kabinet het gezagscriterium (werken in dienst van), een vereiste voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst, wil verduidelijken. Voor de beoordeling van gezagscriterium onderkent het kabinet drie elementen, waarbij het aansluit bij bestaande jurisprudentie:
- materieel gezag (instructies geven en toezicht houden);
- inbedding van het werk in de onderneming van de werkgever; en
- zelfstandigheid en ondernemerschap (belangrijke contra-indicatie voor bestaan van arbeidsovereenkomst).
Opmerkelijk is dat het kabinet de Deliveroo-uitspraak niet heeft afgewacht, nu daarin waarschijnlijk duidelijkheid wordt gegeven over wat inbedding van het werk in de onderneming inhoudt. Volgens AG De Bock zal van inbedding snel sprake zijn “als de werkzaamheden een wezenlijk onderdeel zijn van de bedrijfsvoering“. Dat zou de inhuur van zelfstandigen lastiger maken.
Het kabinet werkt ook aan een rechtsvermoeden gebaseerd op uurtarief. De werkende kan dan, als hij werkt onder een nog te vast te stellen maximum tarief, claimen dat hij werkt op basis van een arbeidsovereenkomst. De werkgever kan dit rechtsvermoeden weerleggen.
3. Handhaving schijnzelfstandigheid
De laatste hoofdlijn is versterking en verbetering van handhaving van schijnzelfstandigheid. Doel is het huidige handhavingsmoratorium uiterlijk 1 januari 2025 op te heffen. Tot die datum wordt dus enkel handhavend opgetreden indien sprake is van kwade trouw of het niet opvolgen van aanwijzingen van de Belastingdienst.
Conclusie
Hoewel het kabinet nog flink wat werk moet verzetten voor deze wijzigingen een feit zijn, is wel duidelijk dat er een grote verandering gaat komen ten aanzien van het werken als en met zelfstandigen. Werkgevers doen er goed aan alvast na te gaan welke gevolgen dit mogelijk zal hebben voor hun bedrijfsvoering en of zij dienen voor te sorteren op de wijziging van werkprocessen waarin zij zzp’ers inzetten.
Read this blog post in English here