Discriminatie door niet-verlenging arbeidsovereenkomst wegens zwangerschap

orange-corner-2-001

"Kantonrechter: vermoedelijk is zwangerschap reden van niet-voortzetting arbeidsovereenkomst."

Discriminatie door niet verlenging arbeidsovereenkomst. Een zwangere werkneemster krijgt te horen dat haar arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet wordt verlengd. Een dag na deze aanzegging laat haar manager per WhatsApp weten dat de reden is dat zij veel afwezig is en zij er na haar bevalling ook voor haar kindje moet zijn, hetgeen moeilijk tot niet te combineren is met haar werk.

Volgens werkneemster heeft haar werkgever hiermee verboden onderscheid op grond van geslacht gemaakt en daarom ernstig verwijtbaar gehandeld. Zij verzoekt om toekenning van een billijke vergoeding van ruim EUR 35.000 bruto.

Kantonrechter: vermoedelijk is zwangerschap reden van niet-voortzetting arbeidsovereenkomst
Volgens de kantonrechter doet het WhatsApp-bericht van de manager vermoeden dat de werkgever de arbeidsovereenkomst niet heeft verlengd vanwege de zwangerschap van werkneemster en/of haar toekomstig moederschap. In het bericht wordt namelijk uitdrukkelijk verwezen naar dat moederschap en een direct verband gelegd tussen de afwezigheid van werkneemster vanwege de zorg voor haar kind en haar beschikbaarheid voor de werkgever.

Volgens de werkgever diende het WhatsApp-bericht echter in een bredere context te worden bezien; de manager zou dat uit rancune hebben verzonden omdat de werkgever diens verzoek had afgewezen om terug te komen op de opzegging van zijn eigen arbeidsovereenkomst. De kantonrechter vindt deze verder niet-onderbouwde verklaring echter onvoldoende om aan te nemen dat het WhatsApp-bericht uit rancune is opgesteld en een onjuiste voorstelling van zaken geeft.

Omkering van bewijslast bij vermoeden van verboden onderscheid
Op grond van de wet is sprake van een omgekeerde bewijslast bij verboden onderscheid indien een werknemer feiten aanvoert die dat onderscheid kunnen doen vermoeden. Het is vervolgens aan de werkgever om te bewijzen dat niet is gehandeld in strijd met de gelijke behandelingswetgeving.

Nu op grond van het WhatsApp-bericht een vermoeden bestaat dat de werkgever verboden onderscheid op grond van geslacht heeft gemaakt, moest de werkgever het tegendeel bewijzen. Daartoe voert de werkgever twee redenen aan voor de niet-voortzetting van de arbeidsovereenkomst; de werkneemster was zeer frequent afwezig en had haar diploma sociale hygiëne niet behaald, ondanks herhaalde herinneringen.

De afwezigheid hing samen met ziekmeldingen in verband met het oppassen op de kinderen van haar vriend en pleegmoeder. De werkgever had haar daarop aangesproken en verder niet de indruk gewekt dat deze afwezigheid een reden was om haar arbeidsovereenkomst niet te verlengen.

Hoewel de werkgever werkneemster inderdaad herhaaldelijke herinneringen heeft gestuurd dat zij haar diploma nog moest behalen, blijkt uit niets dat dit een voorwaarde voor de verlenging van haar arbeidsovereenkomst was.

Volgens de kantonrechter is de werkgever er dus niet in geslaagd het op het WhatsApp-bericht gebaseerde vermoeden van verboden onderscheid naar geslacht te weerleggen. Daarmee staat vast dat de werkgever verboden onderscheid heeft gemaakt.

Bepalen hoogte billijke vergoeding
Bij het vaststellen van de billijke vergoeding gaat de kantonrechter ervan uit dat de arbeidsovereenkomst voor één jaar zou zijn verlengd, waarin werkneemster ruim EUR 25.000 brutoloon zou hebben ontvangen. De kantonrechter houdt echter rekening met de ontvangen zwangerschaps-, bevallings- en WW-uitkering, waarmee het maximale inkomensverlies ruim EUR 13.000 bruto zou zijn.

De kantonrechter verwacht verder dat werkneemster na haar bevallingsverlof snel weer een andere baan zal hebben gevonden en gaat daarom uit van een inkomensverlies van EUR 7.500 bruto. Tenslotte houdt de kantonrechter bij het vaststellen van de billijke vergoeding rekening met het ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever. Het tijdens de zwangerschap ineens, zonder voorafgaande waarschuwingen, beëindigen van het dienstverband en daarbij schenden van een elementair grondrecht, wordt bestraft met EUR 5.000, waardoor de billijke vergoeding wordt vastgesteld op EUR 12.500 bruto.

ECLI:NL:RBMNE:2023:1856, Rechtbank Midden-Nederland, 10258914 UE VERZ 22-385 JH/1050 (rechtspraak.nl)

Read this blog in English here

orange-corner-2-004

Over de auteur

Eric van Dam

+31 (0)6 101 72 222

evd@clintlittler.com

Laatste nieuws

Wil je op de hoogte blijven van de laatste ontwikkelingen? Bekijk alle artikelen op onze blog.

Plan een adviesgesprek.

orange-corner-2-002
orange-round-corner-2-002

Een second opinion nodig? Of sparren over een casus? Kom in contact met een van onze arbeidsrecht advocaten of mediators.